Scenariostudie
Het spreekt voor zich dat je als acteur van een historisch toneelstuk een degelijke kennis van het onderwerp moet hebben. Je moet je in een historisch personage kunnen inleven. Hoe kan je dat beter doen dan je te verdiepen in de materie?
OPDRACHT 1
Voor elke scène zijn hieronder richtingsvragen te vinden. De antwoorden hierop helpen je om de voorgedrukte schema’s in te vullen. De link naar de schema’s vind je ook per scène. Om deze goed te kunnen vervolledigen, ga je zelf op het internet op zoek. Uiteraard moet je niet helemaal van nul beginnen. Bij de pagina “Bronnen” geven we je per scène de websites waar je de informatie kan vinden. Als je de schema’s ingevuld hebt, moet je deze “opsturen” naar de regisseur. Daar heb je postzegels voor nodig. Om in het thema te blijven, vraagt de regisseur om postzegels te nemen in het thema van de Franse Revolutie. Je kan deze vinden op de volgende website: https://guydoyen.perso.sfr.fr/revolution/Index.htm. Je moet hierbij nog wel het juiste thema van de revolutie kiezen. Je kopieert dan telkens een passende postzegel en kleeft die in de kader voorzien in de schema’s van de scènes. Eens aangekomen, kijkt de jury met argusogen je ingevulde schema’s na. Om de schema's te begrijpen, kan je best gebruik maken van de symbolenlijst. Symbolenlijst schema.docx (13,4 kB)
Dus alles even op een rijtje:
- Je vult de schema’s per scène in aan de hand van de richtingsvragen en de bronnen.
- Je kopieert een postzegel in het bestand.
- Je geeft het bestand af.
Scene 1 – Assemblee Nationale
- Waar, in de tijd, kunnen we de Assemblee Nationale situeren?
- Waar kunnen we de AN situeren in de ruimte?
- Hoe ontstond de AN?
- Wat werd bijeengeroepen?
- Hoe lang was dat geleden?
- Wie roept het bijeen?
- Welk doel had hij/zij daarmee?
- De burgerij was niet tevreden. Welke verandering wilden ze bereiken?
- Wat werd er voor hen veranderd door de Franse vorst?
- Wat was de reactie van de burgerij?
- Wie behoort tot de Assemblee Nationale?
- Wat waren de gevolgen van de oprichting?
- Wat verdween er in de Franse politiek?
- Welke bevoegdheid kreeg ze van de vorst?
Scene 2 – Bestorming van de Bastille
- Wanneer vond de bestorming van de Bastille plaats?
- Wat waren de oorzaken?
- Wat stemde de bevolking ongerust?
- Wie werd ontslagen, waardoor er rellen uitbraken?
- Waarom werd net de Bastille bestormd?
- Door wie werd de Bastille bestormd?
- Zoek een foto van de Bastille tijdens de Franse revolutie en een foto van vandaag. Plaats deze twee naast elkaar.
Scene 3 – Afschaffing van het feodale systeem
- Wanneer is het feodale systeem afgeschaft?
- Wie besliste deze afschaffing?
- Wat hield de afschaffing in?
- Waarom was de Declaration des Droits de l’Homme et des Citoyens belangrijk bij de afschaffing van het feodale systeem?
- Wanneer werd de Declaration des Droits de l’Homme et des Citoyens definitief?
- Zoek een afbeelding en kleef deze bij in jouw script.
Scene 4 – Vorming van de fracties
- Welke fracties hebben zich in de Assemblée gevormd na de ondertekening van de Declaration des Droits de l’Homme et des Citoyens?
- Wat was hun visie?
Scene 5 – Nationalisatie van de kerkeigendommen
- Hoe heette de wet die op 12 juli 1790 werd gestemd?
- Deze was voorafgegaan door een wet van 2 november 1789. Wat hielden deze 2 wetten juist in?
- Wat gebeurde er met de goederen van de Kerk?
- Welke “functie” kregen de priesters? (voor wie moesten de priesters werken OF door wie betaald?)
- Wat moesten de priesters afleggen?
- Waarom is deze wet opgericht?
- Wat wordt er niet opgelost?
Scene 6 – Vlucht van Lodewijk XVI
https://www.youtube.com/watch?v=q-959_FqO9c
- Wie is Lodewijk XVI?
- Waarom vlucht hij tijdens de Franse Revolutie?
- Wat wilde hij opbouwen?
- Van wie wilde hij steun?
- Wat wilde hij zo herstellen?
- Wat is het resultaat van de vlucht?
- Wat was de invloed op zijn reputatie bij het volk?
- Wat gebeurde er met de monarchie?
- Zoek een afbeelding om je beter te kunnen inleven in het einde van Lodewijk VI?
Scene 7 – Grondwet van 1791
- Wanneer werd de grondwet goedgekeurd?
- Wat houdt deze Grondwet in?
- Wie krijgt de uitvoerende macht?
- Wie krijgt de wetgevende macht?
- Wat vervangt deze nieuwe wetgevende macht?
- Hoe werd deze wetgevende macht samengesteld?
- Uit welke fracties bestaat de wetgevende macht? Wat is hun visie?
Scene 8 – Oorlog => einde van de monarchie
- Wanneer begon er een oorlog?
- Tegen wie ontstond er een oorlog?
- Waarom ontstonden er onlusten bij het volk?
- Wat was de eerste reactie van het volk?
- Wat gebeurde er met de koninklijke familie?
- Waarom ontstaat er paniek en is het volk helemaal ontevreden?
- Wat is de reactie van het volk?
- Deze gebeurtenissen leiden tot het samenkomen van de Nationale Conventie (= Revolutionaire Conventie). Wanneer komen zij komen?
- Wat schafte de Nationale Conventie af in 1792?
- Welke status kreeg de vorst?
- Wat stichten ze bijgevolg?
- Uit welke 3 groepen bestaat de Conventie?
- Onder wie zijn leiding staan de groepen?
- Wie is de grootste groep?
- Wat gebeurde er met de vorst en zijn vrouw?
- Wanneer gebeurde dat?
- Wat heeft dit tot gevolg?
Scene 9 – Het schrikbewind
- De onthoofding zorgde voor weerstand van koningsgezinde streken in GB. Deze ging met andere landen een bondgenootschap vormen tegen de republiek. Er waren ook nog 3 andere redenen. De welke?
- Wanneer breekt er rebellie de republiek uit?
- Wat is de levée en masse?
- Welke instelling voert het Terreurbewind? Wie heeft de leiding?
- Vanwaar komt de naam?
- Waarom is het zo schrikwekkend? (let op, dit is niet letterlijk te vinden, maar kan op basis van je boerenverstand terugvinden)
Scene 10 – Thermidor en directoire
- Door de internationale overwinningen stijgt de weerstand. Wat gebeurt er met Robbespierre en zijn aanhangers?
- Wie neemt de macht?
- Wat vormt de basis van de Directoire?
- Wat werd er bepaald ivm het kiesrecht in deze grondwet?
- Hoe zag er de republiek eruit?
- Wat werd er gescheiden?
- Van wie krijgen ze weerstand?
- Hoe is deze weerstand uitgeschakeld?
- Regime is zwak door buitenlandse oorlogen. Daardoor is het leger belangrijk. Wie krijgt er door dat leger de macht wat het einde van de FR betekent?
- Wie komt er op tijdens deze periode?
- Wanneer eindigt de Franse Revolutie?
OPDRACHT 2
De regisseur hecht veel belang aan de inbreng van de acteurs tijdens de repetities. Daarom is het belangrijk dat je als acteur bij de Stadsschouwburg van Antwerpen toch aan aantal extra vaardigheden moet hebben. Eén daarvan is het kunnen omgaan met een storyboard.
Je zal voor de auditieopdracht dus zo’n storyboard moeten ontwikkelen. Ook dit zal mee bepalen of al dan niet een rol krijgt. Hieronder vind je een sjabloon voor je storyboard. Jij moet per scène een gepaste afbeelding selecteren. Op de pagina “Bronnen” vind je websites waarop je afbeeldingen kan vinden. Deze kleef je bij de juiste scène in het storyboard. Uiteraard vermeld je boven elke dia de juiste datum. Om te bewijzen dat je de inhoud met de afbeelding kan verbinden, moet je ook onder elke scène 2 sleutelwoorden vermelden.
OPDRACHT 3
Om als acteur in dit toneelstuk een rol te vervullen, is het belangrijk dat je zin voor humor en kritiek hebt. Als je in de auditieopdracht wilt slagen, moet je ook inzicht hebben in de theorie van de Franse Revolutie. Met deze auditieopdracht kan je deze vaardigheden bewijzen.
Ga naar de volgende website: https://www.cartoonstock.com/fullsearch.asp?ANDkeyword=French+revolution&ORkeyword=&TITLEkeyword=&NOTkeyword=&performSearch=TRUE&mainArchive=mainArchive&MA_Artist=&MA_Category=&start=1
- Kies een cartoon uit één van de vijf pagina’s.
- Beschrijf het humoristisch aspect van de cartoon.
- Situeer het in de juiste fase van de Franse Revolutie.
- Beschrijf de link naar de Franse Revolutie.
- Situeer de cartoon in het juiste domein van de socialiteit.
OPDRACHT 4
De belangrijkste opdracht is uiteraard je acteerprestatie. Je moet het publiek kunnen ontroeren en aan het lachen brengen, in samenwerking met de andere acteurs. Een toneelstuk draag je immers niet alleen.
Concreet wil dit zeggen dat je in een groepje van 4 collega-kandidaten een scène kiest uit het storyboard. Deze scène werk je uit met 4 personages. Je verwerkt er op een leuke en creatieve manier de historische context in. De scène moet 2 tot 5 minuten duren.
Uiteindelijk zal je deze opdracht moeten voorbrengen in de klas.